Pagina's

vrijdag 21 maart 2008

Calimero en het consumentenrecht

Menig winkelier vertoont symptomen van het Calimero-complex. Het kleine zwart kuikentje met een halve eierdop op zijn hoofd leed aan een complex dat zich mooi laat samenvatten in zijn uitspraak "Zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk". Een winkelier die hier last van heeft, vindt het moreel verantwoord als hij zich niet aan zijn wettelijke verplichtingen houd. Daarvoor legt hij de schuld bij consumenten, andere winkeliers, fabrikanten en de overheid. Die zijn immers groot en hij is maar een kleine winkelier.

Twee veel voorkomende excuses die uit de mond van dit type winkelier komen zijn variaties op "de marge is te daar te laag voor” en "ik moet de kosten zelf betalen”. Daaromheen wordt een zielig verhaal geschetst.

Ik moet de kosten zelf betalen. De wetgever heeft mij geen mogelijkheid geboden om de kosten te verhalen op de fabrikant. De fabrikant wil het niet vergoeden. Een rechtszaak is te duur. De marge op het product is daar te laag voor. Andere winkeliers kunnen de producten zo goedkoop aanbieden omdat zij zich niet houden aan hun wettelijke verplichtingen. Daarnaast willen consumenten alles zo goedkoop mogelijk hebben. Ik kon dus niet anders dan een lage marge hanteren en dus kan ik het echt niet zelf betalen.

Zonder te veel in te gaan op de economische kant, gaat de winkelier er van uit dat het grootste inkomen kan worden gegenereerd door zoveel mogelijk producten te verkopen. Iedereen die economie studie of bedrijfskunde heeft gevolgd zal dit tegen spreken, omdat er zo iets als prijselasticiteit bestaat.

De kosten van een rechtszaak kunnen inderdaad hoog zijn. Dit komt met name door de advocaatkosten. Hier ligt een taak voor brancheorganisaties om goede afspraken over te maken bij de fabrikanten of om in het uiterste geval rechtszaken over aan te spannen waarmee bijvoorbeeld algemene voorwaarden kunnen worden aangepast. En als dat allemaal niets uithaalt, dan kan de winkelier er natuurlijk altijd nog voor kiezen om de kosten te verrekenen met de aankoopprijs. Dat zou de fabrikant namelijk ook doen, zou deze de kosten van de winkelier wel vergoeden.

De Europese wetgever heeft hierover opgenomen in de EG-Richtlijn 1999/44/EG over consumptiegoederen:

Artikel 4 Recht van verhaal
Wanneer de eindverkoper jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een gebrek aan overeenstemming dat voortvloeit uit een handelen of nalaten van de producent, van een eerdere verkoper in dezelfde contractuele keten of van enige andere tussenpersoon, kan de eindverkoper verhaal nemen op de aansprakelijke persoon of personen in de contractuele keten. De persoon of personen op wie de eindverkoper verhaal kan nemen alsmede de rechtsvorderingen en de wijze van procederen worden bepaald door het nationale recht.

Toen de Nederlandse wetgever vervolgens aan zet was, kwam deze tot het volgende:

Artikel 4 bepaalt kortweg gezegd dat wanneer de verkoper jegens de consument wegens non-conformiteit aansprakelijk is door een oorzaak die aan een voorschakel is toe te rekenen, de verkoper verhaal kan nemen op zijn voorschakel of een eerdere voorschakel. De personen op wie de verkoper verhaal kan nemen, alsmede de wijze van procederen, worden aan het nationale recht overgelaten. Een dergelijk regresrecht van de verkoper is in titel 7.1 BW geregeld in artikel 25. De richtlijn vereist niet dat het regresrecht van de verkoper dwingendrechtelijk is. Vergelijk overweging 9. Artikel 25 wordt op dit punt overigens wel gewijzigd, maar dus zonder dat de richtlijn daartoe verplicht. Zie daarover nader de artikelsgewijze toelichting. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 10)

Het smoesje dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met de winkelier snijdt dus geen hout. Uit de citaten blijkt dat zowel de Europese als de Nederlandse wetgever met de winkelier rekening hebben gehouden. De Nederlandse wetgever is daarbij zo royaal is geweest om de winkelier een regresrecht van dwingend recht te geven. De Nederlandse keuze heeft bovendien als consequentie dat brancheorganisaties nu in staat zijn om fabrikanten aan te pakken, zoals dus blijkt uit het onderstaande citaat.

Dit brengt mee dat de verkoper een door zijn voorschakel gehanteerd exoneratiebeding ingevolge artikel 3:40 lid 2 kan vernietigen. Het biedt bovendien de mogelijkheid dat brancheorganisaties een door een dwangsom versterkt verbod tot het gebruik van dergelijke bedingen vorderen, hetgeen vooral van belang is in het geval verkopers de vernietiging daarvan wegens hun afhankelijke positie niet aandurven. Zie in het bijzonder artikel6:240 lid 1 BW, waarin voor dit geval bedingen die in strijd zijn met dwingend recht als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 25)

Wie heeft er voor mij een goede goed advies, hoe om te springen met deze dergelijke winkeliers?



Geen opmerkingen :

Een reactie posten