Een paar maanden terug heb ik een summier overzicht gegeven van de rechten die consumenten hebben gekregen bij de implementatie van de Europese Richtlijn 1999/44/EG over de garantie van consumptiegoederen. Voor de Nederlandse situatie komt dit in het kort neer op het volgende. De koper kan gedurende de gemiddelde levensduur kosteloos herstel of vervanging eisen van de verkoper, maar er zit een addertje onder het gras! De koper moet bewijzen dat het product ondeugdelijk was op het moment dat het werd afgeleverd1. Dit is niet altijd even makkelijk en daarom is de wetgever de consument tegemoet gekomen door de bewijslast om te draaien wanneer het gebrek zich in de eerste zes maanden voordoet. En hiervan mag niet in het nadeel van de consument worden afgeweken.
Tot zover is alles duidelijk. Echter, er mag wel in het voordeel van de consument worden afgeweken van deze regels. Veel fabrikanten bieden dan ook een fabrieksgarantie aan die ook daadwerkelijk een omkering van de bewijslast inhoudt. Maar is de winkelier ook wettelijk verplicht om een omgekeerde bewijslast te hanteren als hij adverteert met ‘garantie’?
Voordat we die vraag kunnen beantwoorden, moet eerst onderzocht worden wat deze term eigenlijk inhoudt. Iemand die iets garandeert, staat er voor in dat het zo is. Maar deze term is in het verleden door garantie-aanbieders misbruikt om de wettelijke rechten van koper in te perken. Aan deze praktijk gaven verkopers een positieve draai door te benadrukken wat ze wel bereid waren om te doen. Voor de (huidige) wet is garantie het toekennen van bepaalde contractuele rechten aan de koper in het geval dat bepaalde eigenschappen ontbreken aan een product. (Art. 7:6a lid 1 BW) De wetgever heeft bij de behandeling van deze wet het volgende opgemerkt:
Hierbij zij overigens aangetekend dat reeds de toezegging op zichzelf het verwachtingspatroon van de koper beïnvloedt en dus mede van belang kan zijn voor de vraag of de zaak aan de overeenkomst beantwoordt. Dit brengt mee dat het feit dat de verkoper of de producent bepaalde eigenschappen toezegt, mede van invloed is op de aan de koper toekomende wettelijke rechten. Dit dus ook zonder dat de verkoper of de producent hem bij het ontbreken van die eigenschappen bepaalde rechten toekent. Vergelijk ook Asser-Schut-Hijma, no 338. Het kan derhalve zo zijn dat de in de garantie toegekende rechten de koper reeds toekomen, omdat in de garantie bepaalde eigenschappen zijn toegezegd. De koper wordt in dat geval door de garantie niet in een betere positie geplaatst in de zin dat hem expliciet in de garantie meer rechten worden toegekend dan hem volgens de wet toekomen. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000/2001, 27 809, nr. 3, p. 15)
Het bovenstaande doet zich voor als, bijvoorbeeld, de winkelier een garantie geeft dat je de computer die je koopt, kan samenwerken met een bepaald computerprogramma en de koper het recht op herstel heeft wanneer dit niet zo is. De verkoper verlangt dan wel dat je als koper bewijst dat het computerprogramma niet samenwerkt met de computer. Die toezegging is van invloed op het non-conformiteitsbeginsel en dus had je op grond van de wet al recht op kosteloos herstel.
In de meeste gevallen zal een garantie inhouden dat de koper een bepaalde periode het product kan gebruiken. En deze periode zal meestal korter zijn dan de gemiddelde levensduur van het product. Bovendien zal de koper de verwachting hebben dat de verkoper gedurende de garantietermijn de bewijslast overneemt van de consument.
In het eerste geval zou het erg lullig zijn om een winkelier, met goede intenties, te pakken op een kleine procedurefout. De verkoper had er dan beter aan gedaan om het geen garantie te noemen maar een toezegging van een producteigenschap of zoiets. In het laatste geval heeft de winkelier helemaal geen goede intenties. Hij wil goede sier maken met iets wat hij toch al verplicht was.
De richtlijn oneerlijke handelspraktijken bevat een zwarte lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk moeten worden beschouwd. Op punt 10 staat een verbod om wettelijke rechten van consumenten als onderscheidend kenmerk te hanteren. Met deze richtlijn in de hand samen met de regels omtrent de algemene voorwaarden kunnen consumenten bij de rechter afdwingen dat de koopovereenkomst wordt vernietigd. De winkelier moet dan de koopsom terug betalen aan de consument.
Daarnaast kunnen we stellen dat er sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken die veroorzaakt wordt doordat de winkelier ongeoorloofd zwijgt of al dan niet impliciet onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Dit heet dwaling en biedt ons ook de mogelijkheid om de koop te vernietigen.
Tot slot is er dan nog de bijkoopgarantie. Wordt deze aangeboden zonder dat de koper er van iets extra rechten bovenop zijn wettelijke krijgt, dan durf ik, boven al het bovenstaande, te spreken van het oplichting. Oplichting is een misdrijf waarbij de oplichter het slachtoffer door middel van bedrog geld of goederen afhandig maakt.
- Een klassiek voorbeeld hiervan is een productiefout die wel aanwezig is maar zich nog niet geopenbaard heeft. ↩
Geen opmerkingen :
Een reactie posten